Streuer: Terug- en vooruitblik op het oude/nieuwe TT circuit

246

Alsof er een regen van bommen op is neergedaald. Zo ligt het TT Circuit er bij. Het asfaltlint waar een dikke maand geleden nog motorraces om het WK Superbike werden gehouden is veranderd in een woestijn van zand.

Grote gele graafmonsters maken van de kathedraal van de motorsport een troosteloze ruˆøne. Rˆ_cksichtslos zetten ze hun stalen tanden in het heilig asfalt, waar legendarische helden als Agostini, Read, Cecotto, Hartog en Streuer grote triomfen vierden. De Noordlus verdwijnt. Zand er over. Een halve eeuw TT-geschiedenis is begraven.







Vijftig jaar TT-historie: zand er over.

Tijd om daar met de grootste noordelijke motorheld aller tijden, Egbert Streuer, meervoudig TT-winnaar en 3-voudig zijspan wereldkampioen, eens bij stil te staan. Op ŽŽn van zijn favoriete plekjes, tussen Ossenbroeken en De Strubben, liet de drievoudige wereldkampioen zijspan uit Grolloo zich deze week nog ŽŽn keer vereeuwigen. Met dank aan Piet Bremer die zijn Moto Guzzi er voor van stal haalde. Johan van der Kaap nam plaats in de bak. Met reden. Van der Kaap was niet alleen Streuers eerste passagier, hij is tegenwoordig in dienst van het TT Circuit en als hoofd technische dienst verantwoordelijk voor alles wat op en rond het asfalt gebeurt. In bijzijn van ‘Kaap’ kijkt Streuer nog ŽŽn keer achterom. Als Streuer na de fotosessie op het kantoor van Van der Kaap met een beker dampende champignonsoep het stuifzand tussen zijn kiezen heeft weggespoeld test hij de kennis van zijn oude maat. “Hoe lang ligt dat stukje asfalt er al waar we net stonden?” Van der Kaap haalt zijn schouders op. Streuer schiet in de lach. “Wie is nou de baas hier?” Wandelend archief Egbert Braakman biedt uitkomst. Vanaf 1955 is het tracŽ tussen Ossenbroeken en Strubben in het TT Circuit opgenomen geweest. Precies vijftig jaar dus. Een memorabel stukje asfalt, voor Van der Kaap en Streuer in het bijzonder. Ergens, verstopt onder de bulten zand, moet hun best bewaarde geheim liggen: een rempedaal dat ze tijdens hun debuutrace op het grote circuit hebben verloren. Het is 5 september 1976 als tienduizenden toeschouwers op een Formule 750 race afkomen met toppers als Cecotto, Read en Van Dulmen. Voor de zijspanrace hebben Streuer en Van der Kaap een BMW van Jaap Geerts op de kop getikt. Het afhaken van Gustav Pape verschaft het duo een buitenkansje. Streuer:

“Pape mocht niet meedoen. Wij mochten op zijn motor rijden. Zijn Kšnig was een stuk sneller dan onze motor, maar het probleem was dat alles precies andersom zat. De bak zat aan de andere kant, het schakelen, de remmen Alles was anders en het circuit was nieuw voor ons. We hadden amper kunnen trainen, maar het liep hartstikke goed. Totdat drie ronden voor tijd bij Ossenbroeken het rempedaal in ŽŽn keer weg was. Het was Pape z’n schuld. Dat ding hing aan een m6 boutje. Met alleen nog een handremmetje over hebben we de finish gehaald. Dat verhaal van die rem hebben we verzwegen. Niemand moest dat weten, want zonder rem racen kan natuurlijk niet.”

Van der Kaap:

“We hebben ons later suf gezocht naar dat pedaal, maar konden het niet vinden. Het zou toch wat zijn als dat ding nu nog boven water komt.”

Een ander debuut. De TT van 1978. Ook nu sloeg het noodlot in de Noordlus toe.
Streuer:

“We kregen een vastloper op het rechte eind na de S-bocht. Dat kwam vooral omdat die filters van die Yamaha van papier waren.”

Van der Kaap:

“In het eerste jaar ging dat ding constant stuk, maar we werden wel Nederlands kampioen.”

Streuer zou later van het stukje asfalt in de Noordlus gaan houden. Zijn favoriete plekje?

“Het stukje net voor De Strubben. Daar zat een bocht naar rechts. De truc was: vol gas houden en zo snel mogelijk het ding weer rechtzetten. Heel tricky, maar het werkte. Zo heb ik heel wat concurrenten gepasseerd. Het gevolg van die actie is wel dat je beroerd bij De Strubben uitkomt. Daar moest ik dan haaks om, maar de coureur die ik voorbij was moest een omweg maken en net even de rem aantikken. Zo kon hij niet meer uit de slipstream mij terugpakken.”

Van der Kaap lacht:

“Dat was Egberts sterke punt. Hij heeft er zo heel veel ingehaald.”

Streuer:

“Er zijn meer van die plekjes op het circuit waar het net zo werkt. Je moet een groot hart hebben. Bij Ramshoek heb ik in 1991 Rolf Biland op dezelfde manier gepakt. Dat was in de voorlaatste ronde. Ik kwam als eerste door. Dat was maar goed ook, want achteraf was die bepalend voor de uitslag om dat er publiek op de baan was.”


Dan Egbert Streuer’s mening over de nieuwe noordlus:

ÒDie nieuwe Noordlus is zonder meer een aanwinst. Voor de rijders liggen er een paar lastige valkuilen. Ik heb begrepen dat de verkanting op gezag van de coureurs is aangebracht. Er zitten een paar mooie bochten in en voor het publiek is dit schitterendÓ, opent Streuer. ÒHet wordt een beetje ˆÊ la het Motodrome van Hockenheim. Dat is het mooiste stuk circuit dat er bestaat. De nieuwe Noordlus wordt een soort arena waar het publiek een groot stuk van de race prachtig kan volgen. Ik zou daar beslist willen zitten.Ó

Knik na de Haarbocht:

ÒDe Haarbocht is haakser geworden en een extra rempunt. MŽŽr actie dus! Daarna komt direct weer een forse knik, maar ik kan hem zo niet echt beoordelen. Je moet ‘m rijden, je moet ‘m voelen. De vraag is: kun je hem nog net met vol gas nemen of moet je accelereren? Het is best een leuk stuk, voor de rijders maar ook voor het publiekÓ, is de reactie van Egbert op de eerste twee nieuwe bochten in de Noordlus.

Lange bocht Ossenbroeken:

ÒDit lijkt als twee druppels water op een stukje Anderstorp in Zweden. Er zit tussen de twee rechter bochten een stukje rechte baan in waar je accelereert. Het wordt een moeilijk stukje omdat je heel lang in dezelfde houding moet blijven zitten. Het komt daar vooral aan op concentratieÓ, aldus de ervaren coureur uit Grolloo.

De nieuwe Strubben:

ÒDit is niet zo maar een domme bocht. Er kan verschrikkelijk veel gerotzooid worden. Dat wordt leuk. Qua spektakel niets minder dan de Oude Strubben. Zeker wetenÓ, vindt Egbert.

Veenslang:

ÒHet is eeuwig zonde dat ze die slinger, de kleine S boven het tunneltje van de Veenslang er hebben uitgehaald. Is het omdat ze daar verkeerd uitkomen? Dat is toch het lekkerste, dat ze er verkeerd uitkomen? Het is een plek waar ik er ook al een paar keer hard ben afgestuiterd, maar dat hoort bij het spel. Of je draait voor die knik het gas dicht, of je hebt een groot hart. Vroeger ging ik daar vaak kijken, maar die plek is straks oninteressantÓ, besluit Egbert Streuer zijn verhaal.

Bron: Dagblad van het Noorden-Jaap van Brummelen
Bewerking: Harry Haddering ([email protected]); Tiny Kolsters; [email protected]