Steve Webster kan het aantal titels nog net op zijn vingers tellen

324

Samen met de combinaties van Rolf Biland, Egbert Streuer en Alain Michel behoorde de Brit Steve Webster gedurende de tweede helft van de jaren ’80 en de beginjaren ’90 tot het toonaangevende kwartet van dat moment in het WK Zijspannen. Waar de andere spannen echter na elkaar stopten met racen, ging Webster door, wat hem uiteindelijk een recordaantal van tien titels op wereldniveau zou opleveren.

Van het reeds genoemde kwartet debuteert Biland als eerste in het wereldkampioenschap wegrace in 1974. Eind jaren ’70 en begin jaren ’80 is de Zwitser direct al goed voor een aantal wereldtitels. Twee jaar na Biland is het Michel die in 1976 zijn opwachting maakt in de GP’s. De Fransman slaagt er al snel in GP’s te winnen en in de periode 1978 tot en met 1982 is hij een aantal keren dichtbij de wereldtitel, maar verder dan een aantal tweede plaatsen in de eindstand komt hij in die jaren nog niet. Weer twee jaar na het debuut van Michel begint ook Streuer in 1978 aan zijn GP-carrière. De Nederlander wint zijn eerste Grand Prix in 1982 en in de jaren daarna zullen er nog vele overwinningen voor hem gaan volgen. 







Steve Webster debuteert van het desbetreffende kwartet zijspanrijders als laatste in het wereldkampioenschap wegrace en wel in 1983, samen met bakkenist Tony Hewitt, tijdens de GP van Groot Brittannië op het circuit van Silverstone. Op hun thuiscircuit weten ze gedurende hun eerste GP direct al beslag te leggen op een knappe vijfde plek, waarmee ze dat jaar op een zestiende plek worden opgenomen in de eindrangschikking. Biland en Kurt Waltisperg gaan er in datzelfde 1983 met de titel vandoor, vóór Streuer en zijn bakkenist Bernard Schnieders.

Met ingang van het seizoen 1984 worden Webster en Hewitt vaste deelnemers aan het wereldkampioenschap voor Zijspannen. Al vroeg in het jaar doet de Britse combinatie van zich spreken met hun LCR/Yamaha-span door tijdens de tweede GP van het seizoen op de Nürburgring in West-Duitsland als derde te finishen. Later dat jaar volgen nog een tiende plek in België en een zevende plaats in Zweden, wat hen uiteindelijk op een achtste plek in de eindstand doet belanden, zij het nog op grote afstand van de wereldkampioenen Streuer en Schnieders die in 1984 hun eerste wereldtitel weten te winnen en waarbij ze de combinatie van Werner Schwärzel en Andreas Huber net voor zijn gebleven.

Vanaf het seizoen 1985 worden Webster en Hewitt vaste klanten op het erepodium. Van de zes GP’s die dat jaar door de Zijspannen worden verreden, weten ze er tijdens drie op het podium te eindigen. Zo finishen ze als tweede in West-Duitsland op de Hockenheimring en daarna volgen nog twee derde plekken in Oostenrijk en gedurende de laatste race van het jaar in Zweden. Als we denken aan de combinatie Webster/Hewitt in 1985 zullen vele wegraceliefhebbers zich echter vooral de ongelooflijke crash van de Britten tijdens de Dutch TT weten te herinneren, zo halverwege het seizoen. Gedurende die race, die onder zeer natte omstandigheden wordt verreden, raken Webster en Hewitt bij het uitkomen van de Ramshoek buiten de baan. Op het gladde gras heeft Webster geen controle meer over zijn span, waarbij hij en Hewitt regelrecht afstevenen op de greppel die zich in die jaren nog rondom het TT-circuit bevindt. De Britse combinatie duikt met volle vaart de greppel in, die op dat moment vol met water staat, om vervolgens aan de andere kant van diezelfde greppel tot stilstand te komen. Door deze crash missen Webster en Hewitt ook de daaropvolgende GP’s van België en Frankrijk, maar desondanks worden ze toch nog vierde in de eindstand, zij het andermaal op behoorlijke afstand van de combinaties van de wereldkampioenen Streuer en Schnieders en de Duitse vice-wereldkampioenen Schwärzel en Fritz Buck die in 1985 duidelijk de meest constante spannen zijn geweest.

Ook in 1986 weten Webster en Hewitt de positieve lijn in hun prestaties door te zetten. Zo eindigen ze tijdens zes van de in totaal acht races op het podium. Daartoe behoort ook hun eerste GP-overwinning, want in België weet de Britse combinatie dat jaar de finishvlag als eerste te passeren. Webster en Hewitt eindigen in 1986 uiteindelijk met 71 punten op een derde plek in de eindstand, waarbij ditmaal het verschil met de eerste twee spannen van Streuer en Schnieders, die voor de derde maal op rij de titel pakken, en de Fransen Michel en Jean-Marc Fresc echter miniem te noemen is. Deze twee combinaties hebben over het gehele seizoen namelijk beide 75 punten bij elkaar weten te rijden.

Na in 1986 al heel dicht tegen de wereldtitel aan te hebben gezeten, moet het in 1987 dan echt gaan gebeuren. De Yamaha-krachtbron moet vanaf dat moment plaatsmaken voor een Krauser-motorblok en voor Webster en Hewitt wordt het een uiterst succesvol jaar. Zo beginnen ze het seizoen met twee overwinningen op rij tijdens de GP’s van Spanje en West-Duitsland. Vervolgens worden ze vierde in Oostenrijk, wat de eerste en tevens de enige keer zal zijn dat ze in 1987 buiten het podium vallen, want daarna volgen nog een tweede plaats tijdens de Dutch TT, een derde plek in Frankrijk, een zege in Groot Brittannië, een tweede plek in Zweden en een derde plaats in Tsjechoslowakije. Met deze klinkende resultaten zijn Webster en Hewitt dat jaar duidelijk de meest constante factor binnen het wereldkampioenschap Zijspannen, wat hen hun eerste wereldtitel oplevert. De voorsprong van de Britse combinatie op de nummers twee, Streuer en Schnieders (die na in 1984, 1985 en 1986 wereldkampioen te zijn geworden nu dus afstand van de titel moeten doen), bedraagt uiteindelijk 22 punten, alhoewel de Nederlanders in 1987 ook een goed seizoen gedraaid hebben met één zege en vijf tweede plaatsen, maar daarnaast ook twee nul-scores. Kort achter Streuer en Schnieders zijn het de duo’s  Biland/Waltisperg en Michel/Fresc die respectievelijk op een derde en een vierde plek eindigen in de eindrangschikking, waarmee het reeds genoemde dominerende kwartet compleet is; het kwartet dat nog tot en met het seizoen 1991 het beeld bij de Zijspannen voor het grootste gedeelte blijft bepalen.

Het seizoen 1988 lijkt aanvankelijk het jaar van de combinatie Biland/Waltisperg te worden. De Zwitsers winnen namelijk de eerste zes GP’s op rij. Webster en Hewitt finishen daarbij drie keer als tweede en drie keer als derde. Vervolgens winnen de Britten de GP’s van Groot Brittannië en Zweden, waar Biland en Waltisperg beide keren als tweede eindigen. Met dan nog één race te gaan, bedraagt de voorsprong van de Zwitsers op de Britse combinatie 18 punten, wat betekent dat Webster de laatste race moet winnen (goed voor 20 punten) en dat Biland en Waltisperg niet verder mogen komen dan een vijftiende plek (goed voor één punt). Tijdens diezelfde laatste wedstrijd, de GP van Tsjechoslowakije, verschijnt Webster voor het eerst, zij het voorlopig eenmalig, met Gavin Simmons aan de start als zijn bakkenist, omdat Hewitt een week eerder tijdens de Lucky Strike Racing Day op het circuit van Zandvoort geblesseerd is geraakt. Webster en Simmons weten die laatste race inderdaad te winnen, terwijl Biland en Waltisperg uitvallen op het circuit van Brno. Webster weet daarmee nog net op het nippertje zijn titel te prolongeren. Ruim achter de twee heersende combinaties zijn het de spannen van Streuer en Michel die in 1988 respectievelijk als derde en vierde eindigen in de eindrangschikking.

Gedurende het seizoen 1989 weten Webster en Hewitt andermaal zeer constant te presteren, met als enige negatieve uitschieter een vijftiende plek in Oostenrijk. Tijdens alle andere GP’s eindigen ze wel weer op het podium, waaronder een viertal overwinningen. Aan het eind van het seizoen blijkt dit genoeg te zijn voor hun derde wereldtitel op rij, waarbij ze net te sterk zijn geweest voor Streuer die dat seizoen samen met Geral de Haas als bakkenist rijdt en die kort achter Webster en Hewitt vice-wereldkampioen worden. Op iets meer afstand volgen dat jaar Michel/Fresc en Biland/Waltisperg op respectievelijk de plekken drie en vier.    

In 1990 gaat het bij het WK Zijspannen uiteindelijk tussen drie combinaties; die van Michel, Streuer en Webster. Webster verschijnt vanaf dat seizoen overigens met Simmons als zijn vaste bakkenist aan de start van het wereldkampioenschap. Alle drie de spannen zijn dat jaar goed voor meerdere overwinningen en een groot aantal podiumplaatsen, maar daarnaast laten alle drie de combinat
ies ook een aantal keren, zij het sporadisch, punten liggen. Het is uiteindelijk Michel, vanaf dat seizoen niet meer rijdend met Fresc als bakkenist maar met de Brit Simon Birchall, die de titel naar zich toe weet te halen. Hun voorsprong op tweede man Streuer bedraagt aan het eind van het seizoen na dertien races slechts elf punten, die op zijn beurt nog net de combinatie van Webster en Simmons voor is weten te blijven die net één puntje tekortkomen voor het vice-wereldkampioenschap. Biland wordt dit jaar uiteindelijk op enige afstand vierde in de eindstand. De laatste race van het seizoen, de GP van Hongarije, wordt overigens gewonnen door de gebroeders Paul en Charly Güdel en dat is voor het eerst sinds de openingsronde van het seizoen 1985 in West-Duitsland, gewonnen door Schwärzel en Buck, dat een andere combinatie dan die van Webster, Streuer, Biland of Michel weer eens een Grand Prix-overwinning weet te boeken.    

In 1991 beginnen Webster en Simmons zeer goed aan het seizoen. Ze winnen namelijk de eerste drie GP’s op rij in de Verenigde Staten, Spanje en Italië. Na een nul-score in Duitsland schrijven ze vervolgens ook de GP’s van Oostenrijk en Europa (verreden op Jarama) op hun naam. Tijdens de Dutch TT vallen de Britten vervolgens andermaal uit, maar tijdens de laatste vijf races van het seizoen weten ze weer constant als tweede of als derde te finishen. Daarmee verzekert Webster zich dat jaar opnieuw van de wereldtitel, ondanks een sterk slotoffensief van Biland en Waltisperg die richting het eind van het seizoen ook nog vier races weten te winnen. De Zwitsers moeten het in 1991 echter doen met de vice-wereldtitel. Op enige afstand worden zij uiteindelijk gevolgd door de combinaties van Streuer en Michel op respectievelijk de plekken drie en vier. Het is overigens diezelfde Michel die na het seizoen 1991 een punt zet achter zijn actieve wegracecarrière.

Ook in 1992 maken Webster en Simmons een sterke seizoensstart mee door de eerste twee races in Spanje en Duitsland op hun naam te schrijven. Daarna zijn het echter Biland en Waltisperg die de volgende vier GP’s weten te winnen. Webster en Simmons finishen daarbij twee maal als tweede, één keer als derde en één keer als vierde en doordat hun Zwitserse concurrenten gedurende de eerste twee races in totaal slechts drie punten hebben weten te scoren, begint de Britse combinatie dan ook alsnog met een voorsprong van negen punten op hun directe belagers aan de laatste race van het seizoen in Assen die wordt verreden tijdens het WK Superbike-weekend aldaar. Op het TT-circuit krijgen Webster en Simmons echter te maken met technische problemen, terwijl Biland en Waltisperg veilig naar een tweede plek rijden en daarmee ten slotte alsnog de wereldtitel voor zich op weten te eisen, net vóór Webster. Het is Streuer die samen met de Brit Peter Brown diezelfde race op Assen weet te winnen, wat uiteindelijk ook het laatste optreden van de Nederlander in het wereldkampioenschap Zijspannen blijkt te zijn geweest.

Na in 1992 voor het eerst aan de start te zijn verschenen tijdens een WK Superbike-evenement, staan de Zijspannen vanaf 1993 gedurende het seizoen meerdere malen aan het vertrek bij de Superbikes, afgewisseld met optredens tijdens GP-weekenden.
In datzelfde 1993 staat er duidelijk geen maat op de combinatie Biland/Waltisperg. Van de in totaal acht races die er dat jaar voor de driewielers op het programma staan, weten ze er maar liefst zes op hun naam te schrijven. De andere twee wedstrijden worden door Webster en Simmons gewonnen, waar Biland beide malen tweede wordt. Webster moet in 1993 dan ook andermaal genoegen nemen met het vice-wereldkampioenschap, met een behoorlijke achterstand op Biland en net vóór de combinatie van de Oostenrijkers Klaus Klaffenböck en Christian Parzer die net als in 1992 opnieuw op een derde plek eindigen in de eindrangschikking.

Ook in 1994 zijn Biland en Waltisperg duidelijk een maatje te groot voor de concurrentie. Dankzij onder andere een vijftal overwinningen winnen ze dat jaar hun derde wereldtitel op rij. Webster, die in 1994 samen met de Zwitser Adolf Hänni als bakkenist rijdt, moet het gedurende datzelfde seizoen zonder overwinningen doen. Wel rijdt hij zich op één race na tijdens alle wedstrijden in de punten, waaronder ook een behoorlijk aantal podiumplaatsen. Daarmee wordt de Brit in 1994 toch nog, net als Biland voor de derde keer op rij, vice-wereldkampioen bij de Zijspannen.

Na afloop van het seizoen 1994 is het Webster die aankondigt een punt te zetten achter zijn actieve carrière op drie wielen. Aanvankelijk staat de Brit in 1995 dan ook niet aan het vertrek bij de Zijspannen. Webster heeft het er echter zo moeilijk mee dat hij niet meer deelneemt, dat hij aan het eind van het seizoen besluit zijn rentree te maken. Zo staat hij tijdens de laatste race van het jaar, de GP van Europa op het circuit van Catalunya (in 1995 worden alle races voor het WK Zijspannen weer verreden tijdens GP-evenementen), weer aan de start. Hij doet dat met David James als zijn bakkenist. In Catalunya finisht Webster uiteindelijk als vijfde, waarmee hij alsnog op een negentiende plek in de eindrangschikking wordt opgenomen, terwijl zijn landgenoten Darren Dixon en Andy Hetherington dat jaar wereldkampioen worden. Webster zelf kondigt vervolgens aan dat hij in 1996 direct vanaf het begin van het seizoen weer als vaste deelnemer aan het vertrek zal staan bij de Zijspannen.

In datzelfde 1996 staat Webster opnieuw met James aan het vertrek en daarbij weten ze zich dat jaar gedurende alle zeven races, die opnieuw allemaal tijdens GP’s worden verreden, netjes in de top 5 te rijden. Zij zijn dat seizoen echter niet de enige combinatie die zo constant weet te presteren, want ook Dixon/Hetherington, Biland/Waltisperg en de gebroeders Güdel zijn tijdens iedere race goed van voren te vinden. Dixon en Hetherington blijken uiteindelijk opnieuw een maatje te groot te zijn, met onder andere drie zeges, en ze weten daarmee hun wereldtitel te prolongeren. Biland en Waltisperg, ook goed voor twee overwinningen, worden uiteindelijk met enige achterstand vice-wereldkampioen, net vóór Webster en James die echter geen zege hebben weten te pakken en die op hun beurt maar net de gebroeders Güdel achter zich houden die ook weer twee overwinningen op hun naam hebben geschreven in 1996.

Met ingang van het seizoen 1997 is er niet meer sprake van een officieel wereldkampioenschap Zijspannen. Vanaf dat moment zijn het namelijk niet langer de FIM en Dorna die de gehele prijzenpot voor de Zijspannen betalen, omdat hun contract met deze klasse is verlopen. Het is vervolgens de International Sidecar Racingteam Association (ISRA) zelf die er voor moet zorgen dat de Zijspannen dat jaar toch weer kunnen rijden. Deze organisatie slaagt er uiteindelijk in dat de driewielers in datzelfde 1997 alsnog aan kunnen treden tijdens een aantal GP’s en een aantal races voor het Europees Kampioenschap, waarbij zij vanaf dat moment rijden onder de naam ‘World Cup’ in plaats van WK.
Voor Webster en James wordt het een uiterst succesvol seizoen, want van de in totaal negen races weten ze er maar liefst zes te winnen. Dixon neemt vanaf dat moment overigens niet meer deel bij de Zijspannen, terwijl zijn voormalige bakkenist Hetherington in de bak is gekropen bij zijn landgenoot Mark Reddington. Webster zelf daarentegen pakt in 1997, mede dankzij zijn zes zeges, na zes jaar weer de titel bij de Zijspannen, alhoewel het verschil aan het eind van de rit met de gebroeders Güdel slechts acht punten is. Zij hebben namelijk tijdens iedere race punten weten te pakken, terwijl Webster en James over het gehele seizoen ook twee nul-scores achter hun naam hebben staan.
Biland en Waltisperg, samen met Webster de nog enige overgebleven combinatie die deel uitmaakte van het succesvolle kwartet uit de tweede helft van de jaren ’80 en de beginjaren ’90, zetten na het seizoen 1997 ook een punt acht
er hun zijspancarrière, waarmee Webster als enige nog rijdende coureur van dit viertal overblijft.

Met ingang van het seizoen 1998 wordt het reglement bij de Zijspannen aangepast. Vanaf dat moment worden naast de 500cc-tweetakt spannen namelijk ook driewielers met viertakt-motoren tot 1000cc toegestaan.
Webster en James rijden datzelfde jaar opnieuw een goed seizoen. Met vier overwinningen uit zes races, één derde plek en één achtste plaats weten ze hun titel dat jaar op zeer overtuigende wijze te prolongeren. Zo is het dat seizoen Klaffenböck die, samen met zijn bakkenist Hänni, met een achterstand van maar liefst 34 punten op de Britse combinatie vice-wereldkampioen wordt.
Voor Webster is er daarbij in de loop der jaren overigens veel veranderd. Kon hij vroeger nog zijn brood verdienen in de zijspanracerij, de laatste jaren is het racen puur hobby geworden en heeft de Brit gewoon een baan ernaast.

Vanaf 1999 verschijnen Webster en James ook met een viertakt-span aan de start, terwijl de World Cup Zijspannen vanaf datzelfde moment in zijn geheel is ondergebracht bij het WK Superbike.
Voor Webster en James wordt het opnieuw een succesvol seizoen, met onder andere een zestal overwinningen. Desondanks weten ze pas tijdens de laatste race van het seizoen de titel zeker te stellen. Hun directe belagers Klaffenböck en Hänni rijden zich dat seizoen namelijk tijdens alle races in de punten, waaronder twee zeges, terwijl Webster en James op hun thuiscircuits Donington Park en Brands Hatch geen punten weten te pakken. De Britse combinatie begint dan ook met een voorsprong van slechts twee punten aan de afsluitende race op het circuit van Hockenheim. Deze weten ze echter te winnen, waarmee ze dus tevens de titel zeker stellen in 1999.

In 2000 moet Webster opnieuw de strijd aangaan met Klaffenböck en Hänni. De Brit heeft daarbij vanaf dat jaar wel de beschikking over een nieuwe bakkenist in de persoon van Paul Woodhead. De twee spannen doen dat seizoen nauwelijks iets voor elkaar onder met een groot aantal zeges en podiumplaatsen. Daarbij hebben beide combinaties ook één nul-score achter hun naam staan; Klaffenböck en Hänni worden gediskwalificeerd op Donington Park, terwijl Webster en Woodhead geen punten pakken in Assen. Daarmee zal opnieuw pas tijdens de allerlaatste race van het seizoen de beslissing in de strijd om de titel gaan vallen, waar de Britten met een voorsprong van dertien punten op de Oostenrijks/Zwitserse combinatie aan beginnen. Klaffenböck en Hänni weten die laatste race op Brands Hatch nog wel te winnen, maar Webster en Woodhead finishen veilig op een tweede plaats, waarmee ze uiteindelijk genoeg van hun reeds opgebouwde voorsprong overhouden. Voor Webster wordt het daarmee vier op een rij, na in 1997, 1998 en 1999 de titel dus ook al te hebben gegrepen.

Vanaf het seizoen 2001 is er weer sprake van een officieel wereldkampioenschap voor de Zijspannen, onder de naam Superside, waarbij ze nog steeds tijdens evenementen voor het WK Superbike aan de start verschijnen.
Webster en Woodhead moeten het dat jaar andermaal met name opnemen tegen Klaffenböck, die vanaf dat seizoen weer met zijn oude bakkenist Parzer aan het vertrek verschijnt. Beide combinaties winnen gedurende het seizoen een viertal races, maar doordat de Oostenrijkers toch wat constanter weten te presteren, pakken zij de titel, terwijl Webster en Woodhead in datzelfde 2001 genoegen moeten nemen met de titel van vice-wereldkampioenen.

Het jaar 2002 zal bij de Zijspannen de boeken ingaan als misschien wel het spannendste seizoen ooit in deze categorie. Voor aanvang van de laatste race  maken dat jaar namelijk maar liefst vijf spannen nog kans op de titel; Steve Abbott/Jamie Biggs (140 punten), Jörg Steinhausen/Trevor Hopkinson (135 punten), Tom Hanks/Phil Biggs (132 punten), Webster/Woodhead (125 punten) en Klaffenböck/Parzer (121 punten).  Die laatste race op het circuit van Imola wordt uiteindelijk gewonnen door Klaffenböck en Parzer, vóór Webster/Woodhead, Steinhausen/Hopkinson, Hanks/Biggs en Abbott/Biggs. Aan het eind van de rit komen de spannen van Abbott en Steinhausen daarmee beide op 151 punten te staan. Abbott heeft gedurende het seizoen echter drie races weten te winnen, tegenover één zege voor Steinhausen, waarmee de wereldtitel naar de Brit gaat. Klaffenböck wordt dankzij zijn zege op Imola uiteindelijk toch nog derde in de eindstand met 146 punten, vóór Webster en Hanks met beide 145 punten. Ook in dit laatste geval heeft het aantal overwinningen weer de doorslag gegeven; vier voor Webster (het grootste aantal zeges van alle combinaties, maar een drietal nul-scores houden hem dat jaar van de titel af) en nul voor Hanks.

In 2003 zijn Webster en Woodhead andermaal de sterkste combinatie van het gehele gezelschap, mede dankzij een zestal overwinningen. Tijdens de laatste race hoeven ze slechts één puntje te pakken om de titel dat jaar zeker te kunnen stellen en met een vijfde plaats op het circuit van Magny Cours slagen ze daar moeiteloos in. Klaffenböck en Parzer worden dat jaar vice-wereldkampioen, terwijl we op de derde plek de combinatie Steinhausen/Hopkinson terug kunnen vinden die op hun beurt ook nog enigszins in de buurt van de eerste twee combinaties zijn weten te blijven.

In 2004 is er, zij het eenmalig, weer sprake van een World Cup Zijspannen, maar dit kampioenschap stelt dat jaar helaas weinig voor. In het weekend van 4 en 5 september 2004 worden drie races verreden op het Duitse circuit van Schleiz en op basis van de uitslagen van deze drie races wordt dat jaar de eindstand van de World Cup opgemaakt. Webster en Woodhead weten uiteindelijk alle drie de races te winnen, waarmee zij er in 2004 vanzelfsprekend ook met de World Cup vandoor gaan. De Nederlandse combinatie van Martien en Tonnie van Gils eindigt in ditzelfde klassement overigens op een nette tweede plaats.
Van meer allure dat jaar is het Europees Kampioenschap voor Zijspannen, waar alle grote combinaties die op Schleiz ook aan de start hebben gestaan aan deelnemen en waarbij de uitslag van de tweede race op Schleiz tevens meetelt voor dit kampioenschap, naast nog een zevental andere races. Het zijn uiteindelijk Webster en Woodhead die in 2004 ook in dit kampioenschap de titel weten te pakken, mede dankzij nog een drietal zeges naast de ‘meegenomen’ overwinning in Schleiz. Voor alle duidelijkheid gaat het hier echter dus niet om een mondiale titel.

Met ingang van het seizoen 2005 is er weer sprake van een volwaardig wereldkampioenschap voor de Zijspannen, waarbij vanaf dat jaar gebruik wordt gemaakt van een speciale formule. Tijdens een aantal weekenden worden dat jaar namelijk drie races door de Zijspannen verreden; een Match-race (races via een knock-out systeem), een Sprint-race (korte race) en een Gold-race (race over een normale race-afstand). Daarentegen wordt er tijdens een aantal andere weekenden slechts één (Gold-)race verreden.
Tijdens de eerste ronde voor het kampioenschap op het circuit van Brands Hatch zijn het Webster en Woodhead die zowel de Match-race als de Sprint-race winnen, terwijl ze in de Gold-race geen punten weten te pakken. Na de race op de Hungaroring, waar Webster opnieuw geen punten scoort, moeten de Zijspannen aantreden op de Nürburgring. Webster, die dan al enige tijd problemen met zijn gezondheid heeft, merkt tijdens de tweede kwalificatietraining op het Duitse circuit dat hij zijn concentratie begint te verliezen, waardoor hij fouten gaat maken. Met het oog op de veiligheid voor zowel Webster als Woodhead besluiten de beide Britten vervolgens per direct enige tijd niet meer deel te nemen aan het wereldkampioenschap voor Zijspannen. Later dat jaar verschijnt de Britse combinatie nog één keer aan de start tijdens de race in Assen. Op het TT-circuit vallen Webster en Woodhead echter uit door technische problemen.

Met ingang van het seiz
oen 2006 vinden we Webster vervolgens niet meer terug in het wereldkampioenschap wegrace, waarmee er een einde komt aan zijn actieve wegracecarrière die uiteindelijk meer dan twintig jaar geduurd heeft. Daarbij is de Brit enorm succesvol geweest met maar liefst 62 overwinningen en 10 titels binnen het WK/de World Cup Zijspannen. Qua aantal overwinningen moet Webster daarmee alleen zijn meerdere erkennen in zijn voormalige grote concurrent Biland, maar qua aantal titels is tot nu toe niemand zo succesvol geweest als de Brit zelf; een aantal dat hij nog net op zijn vingers kan tellen. 


Erelijst van Steve Webster:

62 overwinningen
10 titels op wereldniveau

1983:
Zijspannen: geen overwinningen, 16e in de eindstand

1984:
Zijspannen: geen overwinningen, 8e in de eindstand

1985:
Zijspannen: geen overwinningen, 4e in de eindstand

1986:
Zijspannen: één overwinning, 3e in de eindstand

1987:
Zijspannen: drie overwinningen, 1e in de eindstand

1988:
Zijspannen: drie overwinningen, 1e in de eindstand

1989:
Zijspannen: vier overwinningen, 1e in de eindstand

1990:
Zijspannen: drie overwinningen, 3e in de eindstand

1991:
Zijspannen: vijf overwinningen, 1e in de eindstand

1992:
Zijspannen: twee overwinningen, 2e in de eindstand

1993:
Zijspannen: twee overwinningen, 2e in de eindstand

1994:
Zijspannen: geen overwinningen, 2e in de eindstand

1995:
Zijspannen: geen overwinningen, 19e in de eindstand

1996:
Zijspannen: geen overwinningen, 3e in de eindstand

1997:
Zijspannen: zes overwinningen, 1e in de eindstand

1998:
Zijspannen: vier overwinningen, 1e in de eindstand

1999:
Zijspannen: zes overwinningen, 1e in de eindstand

2000:
Zijspannen: vier overwinningen, 1e in de eindstand

2001:
Zijspannen: vier overwinningen, 2e in de eindstand

2002:
Zijspannen: vier overwinningen, 4e in de eindstand

2003:
Zijspannen: zes overwinningen, 1e in de eindstand

2004:
Zijspannen: drie overwinningen, 1e in de eindstand

2005:
Zijspannen: twee overwinningen, 15e in de eindstand

Bron foto: http://www.fairyring.co.uk/