Mike Û÷the BikeÛª Hailwood, een levende legende

322

Hij was de eerste coureur in de geschiedenis van het wereldkampioenschap wegrace die de wereldtitel wist te veroveren in maar liefst drie verschillende klassen; Mike Hailwood. De Brit maakte gedurende de jaren Õ60 van de vorige eeuw furore zowel op de MV Agusta als op de Honda, wat voor hem uiteindelijk resulteerde in maar liefst negen wereldtitels.

Mike Hailwood op zijn Honda op het voor hem zo succesvolle eiland Man







Mike Hailwood breekt in 1958 definitief door in de GPÕs. Het jonge Britse talent van dat moment staat dat jaar direct al bij meerdere klassen aan het vertrek. Gedurende die beginperiode van zijn loopbaan staat Hailwood met machines van vele verschillende merken aan de start. Zijn vader is de eigenaar van een keten van motordealers in Groot Brittanni‘ en beschikt daarmee over genoeg financi‘le middelen om zijn zoon in het zadel te helpen van deze machines. Het is daarentegen Mike zelf die direct voor de goede prestaties gaat zorgen, waardoor hij al na een tijdje voor de echte grote renstallen mag gaan rijden.
Eerst terug naar 1958. Het meest succesvol is Hailwood dat jaar in de 250cc klasse. Tijdens drie van de zes wedstrijden rijdt hij zich in de punten, waaronder een voortreffelijke tweede plaats tijdens de GP van Zweden op het circuit van Hedemora. Hailwood doet dat aan boord van een NSU. Aan het eind van het seizoen is een vierde plek in de eindrangschikking zijn deel, onder andere achter grootheden als Tarquinio Provini en Carlo Ubbiali aan boord van hun MV AgustaÕs; het merk waarmee Hailwood later gedurende zijn carriˆ¬re nog grote triomfen zal gaan vieren.
Ook bij de 350ccÕs vinden we Hailwood dat jaar terug in de eindstand voor het wereldkampioenschap en wel op een zesde plaats. Met zijn Norton slaagt hij er ook hier in zich drie keer in de punten te rijden. In deze categorie is het echter opnieuw de renstal van MV Agusta die domineert, die er dat jaar overigens in alle solo-klassen met de titel vandoor gaat.

Het jaar daarop is Hailwood het meest succesvol bij de achtsteliters aan boord van een Ducati, waarmee hij in 1958 ook al actief was in deze klasse. Hailwood boekt in deze categorie gedurende dat seizoen zijn eerste GP-overwinning uit zijn carriˆ¬re door als eerste over de streep te gaan tijdens de 125cc-race op het circuit van Dundrod gedurende de Ulster GP. Een derde plek in de eindrangschikking is aan het eind van het seizoen zijn deel, achter de MV-mannen Ubbiali en Provini.
Bij de kwartliters komt Hailwood dat jaar uit op een Mondial, waar hij er met een aantal top 6-klasseringen voor zorgt dat hij op een vijfde plek eindigt in de eindstand. Ook in deze klasse zijn het met name de twee reeds genoemde Italiaanse MV-coureurs die dat seizoen domineren.
Mike weet zich dat jaar tevens ŽŽn keer in de punten te rijden bij de 350ccÕs. In Zweden finisht hij als vijfde met een AJS. In de eindstand speelt hij daarmee echter geen rol van betekenis. Hier (en tevens in de 500cc klasse) zijn het namelijk ook weer de MVÕs, zij het met andere coureurs, die de lijst aanvoeren.

Het seizoen 1960 wordt voor Hailwood niet zo heel erg bijzonder (het wordt overigens tevens het laatste jaar dat MV er met de titel vandoor gaat in alle vier de solo-klassen). Bij de achtste- en de kwartliters eindigt hij respectievelijk op een tiende en een vijfde plaats in de eindstand.
Wel staat Mike dat jaar voor het eerst aan de start bij de 500ccÕs met een Norton. Onder andere een tweetal derde plekken zorgt ervoor dat we hem aan het eind van het seizoen kunnen terugvinden op een zesde plek in de eindstand. Na het seizoen 1960 verandert er echter een heleboel voor Hailwood.

Vanaf 1961 zijn het de grotere fabrieken die beginnen aan te kloppen bij Hailwood. De sterk in opkomst zijnde renstal van Honda stelt direct vanaf het begin van het seizoen een machine voor Mike klaar, zij het buiten fabrieksverband, voor de 250cc klasse. In de 125cc klasse start Hailwood aanvankelijk aan boord van een EMC, maar vrij vroeg in het seizoen krijgt hij ook in deze categorie de beschikking over een Honda.
Zowel in de 125- als in de 250cc klasse zijn de diverse HondaÕs dat jaar een klasse apart (MV laat deze twee klassen vanaf dat moment overigens links liggen, zij het dat er aan het begin van het jaar nog ŽŽn keer gewonnen wordt in de 250cc klasse met Gary Hocking). Hailwood weet bij de achtsteliters de TT op het eiland Man op zijn naam te schrijven en hij eindigt uiteindelijk op een zesde plek in de eindstand, terwijl zijn merkgenoot Tom Phillis er met de titel vandoor gaat.
Bij de kwartliters is er in 1961 aan het eind van het seizoen echter niemand sterker gebleken dan Hailwood zelf. Hij wint vier races en Mike weet daarnaast nog een aantal andere podiumplaatsen in de wacht te slepen. Samen blijken deze prima resultaten dus goed te zijn voor zijn eerste wereldtitel, waarbij hij zijn Honda-collegaÕs Phillis, Jim Redman, Kunimitsu Takahashi en Bob McIntyre uiteindelijk weet voor te blijven, die op hun beurt de plekken twee tot en met vijf innemen in deze zelfde eindstand.
Hailwood is daarentegen in 1961 niet alleen maar in de twee lichtste klassen van dat moment vertegenwoordigd. Ook in de 500cc klasse staat hij direct weer vanaf het begin van het seizoen aan het vertrek, aanvankelijk op een Norton. Met deze machine pakt hij onder andere vijf tweede plaatsen en ook wint hij de Britse TT, waar het tevens de eerste keer in de geschiedenis van het WK is dat een coureur tijdens ŽŽn GP drie races op zijn naam weet te schrijven, want Hailwood wint op het eiland Man naast de 500cc-race namelijk ook de races in de 125- en de 250cc klasse (wel op drie verschillende dagen) en waar hij zowat vier races weet te winnen, zij het niet dat hij in de 350cc-race te maken krijgt met technische problemen; echter het blijft een unicum op dat moment! Vanaf de GP op het circuit van Monza verschijnt Hailwood echter voor de renstal van MV Agusta aan de start van de Koningsklasse, waarmee hij tevens in de 350cc klasse aan het vertrek komt te staan. Het betekent voor Hailwood zijn eerste echte fabriekscontract. Zijn eerste 500cc-race met de MV weet Hailwood overigens direct al te winnen. Uiteindelijk finisht hij op een tweede plek in de eindstand, achter zijn nieuwe teamgenoot Hocking.
Bij de 350ccÕs weet Hailwood dat jaar alsnog ŽŽn tweede plek te pakken, nadat hij dus in deze klasse ook is ingelijfd bij de renstal van MV, en dit resultaat blijkt nog goed te zijn voor een negende plaats in de eindrangschikking, zodat Hailwood aan het eind van het seizoen bij alle solo-klassen punten in de wacht heeft weten te slepen, waarbij hij tevens alle vier de keren in de top 10 van de eindstand is beland. Het is overigens ook in deze 350cc klasse Hocking die de titel wint met de MV.

In 1962 vinden we Hailwood opnieuw terug in de eindstand bij alle klassen van 125- tot en met 500cc (niet meer in alle solo-klassen dus, want vanaf dat seizoen doet de 50cc klasse zijn intrede in het wereldkampioenschap). De samenwerking met Honda is echter na reeds ŽŽn jaar alweer verbroken, maar daarentegen is Hailwood nog wel steeds in dienst bij MV Agusta, waarvoor hij in de twee zwaarste klassen aan het vertrek staat.
Bij de 350ccÕs begint Hailwood met een overwinning, maar uiteindelijk is hij toch niet opgewassen tegen de HondaÕs, die dat seizoen voor het eerst in deze klasse aan de start verschijnen en direct al zeer snel blijken te zijn. Hailwood wordt uiteindelijk derde in de eindstand, achter de Honda-mannen Redman en Tommy Robb.
In de Koningsklasse is het aanvankelijk Hocking, de teamgenoot van Hailwood, die de eerste race van het seizoen op zijn naam weet te schrijven. Hocking voelt zich overigens direct al niet erg op zijn gemak in ŽŽn team met Hailwood, waardoor hij even later de overstap maakt naar de autoracerij. In december 1962 vindt Hocking echter de dood tijdens de trainingen voor de Formule 1 GP van Zuid Afrika. Bij de motoren is het na de winst van Hocking in de eerste race vervolgens Hailwood die vijf keer op rij met de overwinning aan de haal gaat en daarmee zijn eerste 500cc-titel weet zeker te stellen en tevens de zegereeks voor MV een vervolg geeft.
In de 125cc klasse rijdt Hailwood dat jaar weer met de EMC. Hij pakt onder andere ŽŽn podiumplaats en hij eindigt uiteindelijk op een vijfde plek in de eindstand.
Bij de 250ccÕs weet hij dat jaar in Oost-Duitsland een tweede plaats in de wacht te slepen a
an boord van een MZ, waardoor een elfde positie als eindklassering zijn deel is bij de kwartliters.

Voor het seizoen 1963 geldt voor Hailwood in de twee zwaardere klassen hetzelfde verhaal als het jaar daarvoor. Bij de 350ccÕs is Mike opnieuw niet opgewassen tegen de Honda van Redman. Hij wint wel twee races, maar hij moet uiteindelijk toch genoegen nemen met de titel van vice-wereldkampioen.
Bij de halveliters is echter andermaal niemand opgewassen tegen Hailwood die als enige coureur de beschikking heeft over absoluut fabrieksmateriaal. Op ŽŽn na (in Assen krijgt Hailwood te maken met ontstekingsproblemen) wint hij alle races, waarmee hij zijn titel op een zeer overtuigende manier weet te prolongeren.
Bij deze resultaten blijft het echter niet voor Hailwood. In hetzelfde Oost-Duitsland waar hij in 1962 nog een tweede plek wist te pakken in de 250cc-race met de MZ, is hij dat jaar met dezelfde machine de sterkste. Op de Sachsenring boekt hij met winst in de 250-, de 350- en de 500cc-race dan ook zijn tweede hattrick uit zijn carriˆ¬re (en dit keer wel op ŽŽn dag).
Hailwood maakt in 1963 ook nog eens zijn debuut in de Formule 1-racerij door deel te nemen aan de GPÕs van Groot Brittanni‘ en Itali‘, waarmee hij in de voetsporen treedt van zijn landgenoot en voormalig MV-kopman John Surtees.

In 1964 hetzelfde laken en pak. In de Koningsklasse is Hailwood andermaal heer en meester met zeven overwinningen, waarmee hij zijn derde titel op rij pakt, terwijl Redman met de Honda datzelfde doet in de 350cc klasse. Hailwood moet het dat seizoen doen zonder overwinningen in deze klasse en hij eindigt uiteindelijk op een vierde plek in de eindstand, nadat hij in Japan ook in deze klasse voor ŽŽn keer met een MZ aan de start is verschenen.
Bij de kwartliters staat Hailwood aan het eind van het jaar ook weer in de eindstand voor het kampioenschap vermeld, zij het zonder dat jaar ook hier een overwinning geboekt te hebben.

Vanaf 1965 krijgt Hailwood eindelijk weer eens een tegenstander van formaat in de 500cc klasse en wel in de vorm van een nieuwe teamgenoot: Giacomo Agostini. Samen met Mike als leermeester verschijnt hij voor MV ook aan de start in de 350cc klasse.
Bij de 500ccÕs is Hailwood dat jaar echter opnieuw de sterkste. Mike wint maar liefst acht races, terwijl Ago ŽŽn keer de sterkste is en vaak op een tweede plek achter zijn teamgenoot finisht. Voor Hailwood wordt het daarmee zijn vierde titel op rij, terwijl Ago vice-wereldkampioen wordt.
Bij de 350ccÕs krijgen Hailwood en Ago het opnieuw aan de stok met Redman en zijn Honda. De strijd om het kampioenschap blijkt uiteindelijk tussen Ago en Redman te gaan. Het is uiteindelijk Redman die op zijn beurt in deze klasse zijn vierde wereldtitel op rij pakt, nadat de beslissing om het kampioenschap pas valt tijdens de laatste race van het seizoen in Japan; de enige race die Hailwood dat jaar overigens in deze categorie op zijn naam weet te schrijven. Hailwood komt uiteindelijk op een derde plek in de eindstand terecht, dus achter Redman en Ago.
In datzelfde Japan zien we Hailwood ook voor de eerste keer dat seizoen weer aan de start bij de 250ccÕs en wel aan boord van een Honda. Dan is al bekend dat Hailwood vanaf het volgende seizoen weer bij Honda zal komen te rijden. Zijn terugkeer naar de Japanse renstal, waarvoor hij in 1961 dus ook al een seizoen reed en waarbij hij meteen succesvol was door de titel bij de kwartliters te grijpen, pakt voor Hailwood daar op Suzuka in 1965 geweldig uit. Hij wint namelijk de 250cc-race, waarmee hij toch ook nog op een tiende plek eindigt in de eindstand.

Vanaf 1966 zien we Hailwood dus weer vast terug in het zadel van een Honda. Deze Japanse renstal heeft in 1965 ook de wereldtitel bij de 50ccÕs gegrepen en daarmee rest vanaf dat moment alleen nog de titel in de 500cc klasse. Honda brengt in 1966 dan ook voor het eerst een halveliter-machine in de baan, die onder andere bereden zal gaan worden door Hailwood, die ook bij de 250- en de 350ccÕs het hele jaar aan de start verschijnt op een Honda. Sommige motorsportliefhebbers zien het als verraad, het vertrek van Hailwood van MV naar Honda, anderen zien het juist als een positieve ontwikkeling voor de motorsport. In de twee zwaarste klassen zal Hailwood namelijk weer de directe confrontatie aan moeten gaan met, zijn voormalige pupil en nieuwe kopman bij MV, Agostini; dit keer dus niet meer als teamgenoten.
Bij de kwartliters staat er dat jaar geen maat op Hailwood. Hij wint tien races en daarmee laat hij de concurrentie ver achter zich in de uiteindelijke eindstand om het kampioenschap.
In de 350cc klasse staat het seizoen zoals verwacht geheel in het teken van de strijd tussen de Honda van Mike en de MV van Ago. Hailwood pakt zes keer de overwinning en aangezien het feit dat slechts de zes beste resultaten tellen, is dit voor Mike genoeg om zijn eerste 350cc wereldtitel te pakken. Hij is daarmee tevens de eerste motorcoureur uit de geschiedenis van het wereldkampioenschap wegrace, die in drie verschillende categorie‘n wereldkampioen is geworden; een unieke prestatie.
Hailwood kan dat jaar echter voor een nog opmerkelijkere prestatie zorgen door tevens als eerste coureur drie wereldtitels in ŽŽn seizoen te pakken. Daarvoor moet hij dus opnieuw afrekenen met Agostini bij de 500ccÕs. Voor Honda begint het seizoen voortreffelijk met twee overwinningen. Het is echter de teamgenoot van Hailwood, Redman, die hiervoor weet te zorgen. Tijdens de derde race van het seizoen in Belgi‘ gaat Redman echter onderuit, die vervolgens aangeeft het wereldkampioenschap vaarwel te zeggen. Hailwood daarentegen pakt pas zijn eerste punten bij de 500ccÕs tijdens de vijfde GP in Tsjechoslowakije, waar hij weer eens drie races op ŽŽn dag weet te winnen. Ago heeft daarentegen al redelijk wat punten bij elkaar weten te rijden, waarmee de kansen voor Hailwood op de titel al minimaal zijn geworden, zeker als Ago vervolgens aan de lopende band top 2-klasseringen blijft scoren. Het is dan ook Agostini die de 500cc wereldtitel binnen de gelederen van MV houdt, terwijl Mike vice-wereldkampioen wordt. Een mogelijk driedubbel wereldkampioenschap moet nog weer even voor een jaartje terug in de ijskast gezet worden.
Overigens slaagt Hailwood er in 1966 ook nog in ŽŽn WK-puntje te pakken bij de achtsteliters. Met de Honda weet hij namelijk een zesde plek te pakken tijdens zijn thuiswedstrijd op het eiland Man.

Het seizoen 1967 wordt voor Hailwood een kopie van het jaar daarvoor. Hij pakt opnieuw de wereldtitel in zowel de 250- als de 350cc klasse. Bij de 350ccÕs is Hailwood duidelijk een maatje te groot voor Ago, die een heel aantal keren genoegen moet nemen met een tweede plek achter zijn voormalige leermeester.
Bij de kwartliters slaagt Hailwood er dus ook in zijn titel te prolongeren. In deze klasse kost het hem echter veel meer moeite dan bij de 350ccÕs. Het hele jaar is hij in een felle strijd verwikkeld met zijn stalgenoot Ralph Bryans en de twee YamahaÕs van Phil Read en Bill Ivy. Aan het eind van het seizoen hebben de heren alle vier dan ook bijna evenveel punten bij elkaar gereden. Na het hanteren van de schrapresultaten en het doorslaggevende aantal van vijf overwinningen voor Mike, ŽŽn meer dan Read die op zijn beurt bruto wel weer meer punten bij elkaar heeft gereden dan Mike, is het andermaal Hailwood die tot wereldkampioen wordt uitgeroepen na een grondige bestudering van de reglementen door een FIM-congres in Wenen.
Bij de 500ccÕs moet Hailwood dat seizoen echter opnieuw zijn meerdere erkennen in Agostini. Dat kleine beetje extra dat dat jaar de doorslag heeft gegeven bij de kwartliters komt Mike net tekort bij de halveliters. Zowel Ago als Hailwood weten dat jaar vijf overwinningen te boeken en komen na het hanteren van de schrapresultaten op hetzelfde aantal punten uit. Uiteindelijk geeft ŽŽn tweede plaats meer van Ago (Agostini pakt naast zijn vijf zeges nog eens drie tweede plaatsen, Hailwood daarentegen wordt slechts twee keer tweede) de doorslag, waarmee hij uiteindelijk net wat meer punten bruto bij elkaar heeft gered
en dan zijn grootste concurrent. Een driedubbel kampioenschap zit er daarmee dus opnieuw niet in voor Mike Ôthe BikeÕ.
Wel is Mike er dat jaar weer in geslaagd maar liefst twee keer een hattrick te scoren door tijdens beide TTÕs, de Britse en de Dutch TT, alle drie de races van 250- tot en met 500cc te winnen.

Een drievoudig kampioenschap zou er echter nooit meer inzitten voor Hailwood. Vanaf 1968 trekt Honda zich namelijk terug uit het wereldkampioenschap wegrace om zich meer te gaan concentreren op de Formule 1-racerij. Een aankondiging van de FIM om in de nabije toekomst het maximaal aantal cilinders per klasse drastisch terug te brengen (waarmee onder andere de vijf- en zescilinders van Honda in de toekomst niet meer ingezet zouden kunnen worden) speelt hierbij ook een voorname rol.
Hailwood blijft dat jaar nog wel onder contract staan bij Honda. Hij krijgt echter alleen machines tot zijn beschikking voor races buiten het WK, want tijdens de GPÕs komt hij dat jaar niet in actie met de Honda’s.
Toch staat Hailwood dat seizoen nog ŽŽn keer aan de start van het wereldkampioenschap. De Brit geeft aanvankelijk te kennen tijdens de laatste GP van het seizoen op het circuit van Monza bij de 500ccÕs aan de start te willen verschijnen aan boord van een MV, waar ook de organisatie van de GP op het circuit van Monza al op aan heeft zitten te dringen bij de grote baas van de MV-renstal, graaf Agusta. Hailwood krijgt vervolgens ook daadwerkelijk een MV tot zijn beschikking, waarmee hij tevens traint. Op het allerlaatste moment gaat hij echter toch nog in op een aanbod van Benelli, waarschijnlijk ook omdat MV gezegd heeft dat Hailwood Ago natuurlijk niet te veel in de wielen mag gaan rijden.
De titanenstrijd tussen de beide kemphanen op het circuit van Monza is uiteindelijk slechts van korte duur. In de derde ronde van de race komt Hailwood namelijk ten val met de Benelli, waardoor Ago vrij gemakkelijk de race wint en dat jaar tevens de wereldtitel in de twee zwaarste klassen pakt; een prestatie die hij overigens nog vaak zou herhalen in de jaren daarna.

Hailwood concentreert zich vervolgens op de autoracerij om uiteindelijk jaren later nog een tweetal keer mee te doen aan de TT op het eiland Man. In 1978 wint hij de F1-race op een Ducati en een jaar later is hij de sterkste in de 500cc Senior TT aan boord van een Suzuki.
Op 21 maart 1981 is Hailwood echter betrokken bij een ernstig verkeersongeluk, waarbij helaas zowel hijzelf als zijn dochtertje het leven moeten laten.

Daarmee kwam er al vroeg, op slechts 40-jarige leeftijd, een einde aan het leven van de Brit die de motorsportwereld compleet op zijn kop had gezet door als eerste man drie races tijdens ŽŽn GP te winnen (en deze prestatie meerdere malen te herhalen) en door tevens als eerste coureur aller tijden wereldkampioen te worden in drie verschillende klassen (zij het nooit tegelijk in ŽŽn en hetzelfde jaar). Terecht dan ook dat Mike Hailwood voor eeuwig en altijd de geschiedenisboeken in is gegaan als Mike Ôthe BikeÕ.

Erelijst van Mike Hailwood:

76 overwinningen
9 wereldtitels

1958:
125cc: geen overwinningen, geen klassering in de eindstand
250cc: geen overwinningen, 4e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 6e in de eindstand

1959:
125cc: ŽŽn overwinning, 3e in de eindstand
250cc: geen overwinningen, 5e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 13e in de eindstand

1960:
125cc: geen overwinningen, 10e in de eindstand
250cc: geen overwinningen, 5e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 6e in de eindstand

1961:
125cc: ŽŽn overwinning, 6e in de eindstand
250cc: vier overwinningen, 1e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 9e in de eindstand
500cc: twee overwinningen, 2e in de eindstand

1962:
125cc: geen overwinningen, 5e in de eindstand
250cc: geen overwinningen, 11e in de eindstand
350cc: ŽŽn overwinning, 3e in de eindstand
500cc: vijf overwinningen, 1e in de eindstand

1963:
250cc: ŽŽn overwinning, 8e in de eindstand
350cc: twee overwinningen, 2e in de eindstand
500cc: zeven overwinningen, 1e in de eindstand

1964:
250cc: geen overwinningen, 20e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 4e in de eindstand
500cc: zeven overwinningen, 1e in de eindstand

1965:
250cc: ŽŽn overwinning, 10e in de eindstand
350cc: ŽŽn overwinning, 3e in de eindstand
500cc: acht overwinningen, 1e in de eindstand

1966:
125cc: geen overwinningen, 15e in de eindstand
250cc: tien overwinningen, 1e in de eindstand
350cc: zes overwinningen, 1e in de eindstand
500cc: drie overwinningen, 2e in de eindstand

1967:
250cc: vijf overwinningen, 1e in de eindstand
350cc: zes overwinningen, 1e in de eindstand
500cc: vijf overwinningen, 2e in de eindstand

Tekst: Asse Klein, [email protected]
Bron foto: www.cmsnl.com