Oostblok doet van zich spreken in de vorm van MZ en Jawa

252

De jaren '60 van de twintigste eeuw vormen een turbulente periode in de geschiedenis van de wegracesport. Het was met name in dit decennium dat de Japanse renstallen hun intrede deden in het wereldkampioenschap om de aanval te openen op vooral de Italiaanse en Britse teams uit West-Europa. Oost-Europa, het voormalige Oostblok, vormde daarbij een derde front. Zo waren het in die jaren het Oost-Duitse MZ en het Tsjechoslowaakse Jawa die een behoorlijke rol van betekenis wisten te spelen in de GP's.

MZ
We vinden MZ voor de eerste keer terug in het wereldkampioenschap wegrace in 1957. De renstal verschijnt dat jaar aan het vertrek bij de 125cc's met de Oost-Duitse coureurs Ernst Degner en Horst Fügner. Er worden dat jaar direct al door beide mannen punten voor het wereldkampioenschap gescoord. MZ kan dat seizoen echter nog niet aan alle GP's deelnemen vanwege de politieke situatie in het thuisland.







Daar komt vanaf het seizoen 1958 verandering in. Dat jaar komen andermaal Degner en Fügner voor de renstal van MZ uit, waarbij zij ditmaal zowel bij de achtste- als bij de kwartliters aan het vertrek staan. Het is Fügner die dat jaar de eerste GP-overwinning voor de tweetakt-MZ weet te scoren. Hij wint namelijk de 250cc-race tijdens de GP van Zweden op het circuit van Hedemora. Fügner wordt daarbij in deze zelfde kwartliter-klasse in 1958 uiteindelijk knap vice-wereldkampioen, zij het op ruime afstand van wereldkampioen Tarquinio Provini.

Vanaf het seizoen 1959 rijdt voor het eerst ook een niet-Oost Duitse-coureur voor de renstal van MZ en wel in de persoon van de Zwitser Luigi Taveri. Later gedurende het seizoen verschijnen ook mannen als Gary Hocking, Mike Hailwood, Derek Minter en Tommy Robb (125- en/of 250cc) met een MZ aan de start van de GP's. Degner en Fügner blijven daarbij de officiële fabriekscoureurs, terwijl de meeste buitenlandse rijders niet met een vast contract rijden, maar volgens een overeenkomst die hen ook in staat stelt gedurende het seizoen voor andere renstallen te rijden.
In datzelfde 1959 is het Hocking die twee races weet te winnen bij de kwartliters met de MZ, waarmee hij uiteindelijk gedeeld vice-wereldkampioen wordt, samen met MV Agusta-rijder Provini. Daarnaast is Degner dat jaar ook eenmaal succesvol als hij tijdens de laatste GP van het seizoen in Italië zijn eerste GP-zege weet te boeken door de 125cc-race op zijn naam te schrijven.

In 1960 zien we andermaal Degner als de vaste rijder voor MZ aan de start verschijnen, terwijl dat jaar ook weer diverse buitenlandse coureurs een aantal GP's rijden voor de Oost-Duitse renstal in de 125- en 250cc klasse. Degner slaagt er dat jaar opnieuw in een 125cc-race te winnen (met een derde plaats als eindklassering), maar het meest succesvol is hij in deze klasse het jaar daarop.
Gedurende het seizoen 1961 is het namelijk Degner die drie overwinningen bij de achtsteliters weet te boeken. Daarnaast pakt hij ook nog eens een drietal tweede plaatsen. Daarmee speelt hij dat jaar tevens een grote rol van betekenis in de strijd om de wereldtitel, waarbij hij uiteindelijk alleen zijn meerdere moet erkennen in de Honda van de Australiër Tom Phillis. Degner wordt daarmee dat seizoen dus vice-wereldkampioen in de 125cc klasse; zijn beste eindklassering aan boord van een MZ gedurende zijn carrière.

In 1962 maakt Degner de overstap naar de renstal van Suzuki, waarvoor hij dat jaar de 50cc-wereldtitel weet te winnen. Vanaf dat moment zijn het vooral de Britten Alan Shepherd en Derek Woodman die nog enigszins de eer hoog houden voor MZ, dat vanaf 1962 ook bij de 350cc's aan het vertrek staat. Daarbij is het Shepherd die in 1964 de 250cc-race tijdens de GP van de Verenigde Staten op Daytona weet te winnen, terwijl Hailwood het jaar daarvoor nog bij de kwartliters heeft weten zege te vieren met de MZ tijdens de GP van Oost-Duitsland op de Sachsenring. Daarnaast weten zowel Shepherd (tot en met 1964) als Woodman (tot en met 1967) meerdere podiumplekken te scoren met hun MZ-machines, waarbij ze ook regelmatig binnen de top 6 van de eindstand bij de diverse klassen te vinden zijn. Het vice-wereldkampioenschap van Degner en Hocking weten ze daarbij echter niet te evenaren. Shepherd's beste eindklassering aan boord van een MZ is namelijk een derde plek bij de 250cc's in 1964, terwijl Woodman's beste eindklassering een derde plaats bij de 125cc's in 1965 is.

Ook de Oost-Duitser Heinz Rosner, rijdend voor MZ van 1964 tot en met 1969 in de 125-, de 250- en de 350cc klasse, weet een aantal nette resultaten te boeken. In deze periode slaagt hij er in vele tweede en derde plekken te pakken, maar een overwinning zit er voor hem echter nooit in. Zijn beste eindklassering aan boord van een MZ is uiteindelijk een derde plek in 1968 bij de kwartliters.

Het is pas in 1971 dat voor het eerst na de zege van Shepherd in 1964 weer een GP-overwinning voor MZ geboekt wordt. Het is dat jaar de Italiaan Silvio Grassetti die de openingsrace in Oostenrijk bij de kwartliters weet te winnen, terwijl hij later dat seizoen ook tijdens de GP van België bij de 250cc's zegeviert. Een echte rol van betekenis in de strijd om het kampioenschap zal hij dat jaar echter niet spelen met uiteindelijk slechts een zevende plek als eindklassering.
De allerlaatste overwinning voor MZ in de geschiedenis van het wereldkampioenschap wegrace wordt in datzelfde 1971 uiteindelijk geboekt door Peter Williams. Tijdens de Ulster GP in Noord-Ierland is hij de sterkste bij de 350cc's met zijn MZ. 

MZ blijft uiteindelijk vertegenwoordigd in het wereldkampioenschap wegrace (in de verschillende klassen) tot en met de midjaren '70. Daarbij heeft het door de jaren heen ook nog een aantal andere coureurs podiumplekken zien scoren aan boord van deze machine, waaronder de Oost-Duitser Günter Bartusch en de Hongaar Laszlo Szabo die na afloop van een race het ereschavot nog wel eens hebben mogen betreden.  

Jawa
De renstal van Jawa uit het voormalige Tsjechoslowakije zien we voor het eerst terug in het wereldkampioenschap wegrace in de jaren '50 van de twintigste eeuw, terwijl in diezelfde periode ook een tweede renstal uit Tsjechoslowakije, genaamd CZ, zijn intrede doet. De echte successen voor Jawa worden echter pas in de jaren '60 behaald, aanvankelijk met coureurs enkel en alleen uit Tsjechoslowakije zelf.

In 1960 is het Frantisek Stastny die in de 350cc klasse gedurende het seizoen twee keer tweede weet te worden tijdens de GP's van Frankrijk en Italië. Deze twee klasseringen leveren hem aan het eind van het jaar een vierde plek in de eindstand op.

Het meest succesvol is Jawa in 1961. Gustav Havel maakt vanaf dat seizoen, naast zijn landgenoot Stastny, ook deel uit van de Jawa-renstal. Stastny en Havel beginnen het seizoen zeer sterk door tijdens de eerste race van het jaar voor de 350cc's, in West-Duitsland op het circuit van Hockenheim, respectievelijk eerste en tweede te worden in deze klasse. Het betekent de eerste GP-zege voor Jawa. Tijdens de laatste race van het seizoen voor de 350cc's, in Zweden op het circuit van Kristianstad, weten Stastny en Havel deze prestatie te evenaren door andermaal een één-tweetje voor Jawa te scoren. Dat jaar wordt Stastny uiteindelijk tweede in de eindstand, vlak achter 350cc-wereldkampioen Gary Hocking met de MV Agusta. Het zal de beste eindklassering in het wereldkampioenschap ooit voor een Jawa-rijder zijn. Havel eindigt op zijn beurt op een derde plek in diezelfde eindstand dat jaar, wat ook zijn persoonlijk beste prestatie is.

Ook in de jaren daarna blijven zowel Stastny (tot en met 1969) als Havel (tot en met 1967) nog actief voor de renstal van Jawa in de 250- en/of de 350- en/of de 500cc klasse. Daarbij weet Stastny andermaal twee GP's op zijn naam te schrijven. Zo wint hij in 1965 de 350cc-race tijdens de Ulster GP. Een jaar later wint hij de 500cc-race tijdens de GP van Oost-Duitsland op de Sachsenring. Het betekent de eerste en tevens enige overwinning voor Jawa bij de halveliters.
In diezelfde periode pakken zowel Stastny als Havel nog een heel aantal podiumplaatsen, waarbij ze beide ook regelmatig binnen de top 10 van de eindstand bij de diverse klassen eindigen. Hun tweede en derde plek bij de 350cc's uit 1961 weten zij echter niet meer te evenaren.

Voor het seizoen 1969 wordt, de van Yamaha overgekomen en oud-wereldkampioen bij de 125cc's, Bill Ivy aangetrokken door de renstal van Jaw
a. Naast Stastny zal hij het dat jaar in de 350cc klasse op gaan nemen met de tweetakt viercilinder-Jawa tegen de viertakt driecilinder-MV Agusta van regerend-kampioen Agostini.
Aan het begin van het seizoen weet Ivy een aantal nette klasseringen met de Jawa neer te zetten. Zo finisht hij zowel in West-Duitsland als in Nederland tijdens de Dutch TT achter Agostini op een tweede plek. Tijdens de vijfde race van het seizoen in Oost-Duitsland op de Sachsenring gaat het echter mis voor Ivy. Gedurende de training op de zaterdag, voorafgaand aan de racedag, krijgt Ivy te maken met een vastloper. De Brit komt daardoor ten val, waarbij hij, na naar het ziekenhuis te zijn overgebracht, helaas het leven moet laten. Gezegd wordt dat Ivy, op het moment van het vastlopen van zijn machine, bezig was zijn helm vast te maken en dat hij daardoor niet snel genoeg kon reageren op het mankement aan zijn motor. Ivy komt vervolgens in aanraking met een soort mast, waarbij hij zwaar aan het hoofd wordt geraakt, wat hem uiteindelijk het leven kost.
Het is de Italiaan Silvio Grassetti, aanvankelijk rijdend met een Yamaha, die gedurende de tweede helft van het seizoen de plaats van Ivy binnen het team van Jawa overneemt. Het is deze zelfde Grassetti die met de Jawa tijdens de laatste GP van het seizoen in Joegoslavië op het circuit van Opatija de 350cc-race weet te winnen, waarbij hij uiteindelijk ook nog vice-wereldkampioen wordt in deze klasse, zij het op zeer grote afstand van wereldkampioen Agostini die in 1969 zijn titel weet te prolongeren.

In 1970 staat Grassetti opnieuw met de Jawa aan de start bij de 350cc's. Daarmee weet hij nog één keer een derde plek te pakken tijdens de GP van Joegoslavië en een vijfde plek tijdens de GP van Italië, waarmee hij overigens geen rol van betekenis in de strijd om de titel weet te spelen dat jaar. Het vormen uiteindelijk de laatste echte wapenfeiten van Jawa in het wereldkampioenschap wegrace, afgezien van de klasseringen van de Tsjechoslowaak Frantisek Srna die in 1971 en 1972 nog een aantal punten weet te pakken bij respectievelijk de 250- en de 350cc's.

Daarmee zijn de verhalen over de Grand Prix-geschiedenis van de renstallen van MZ en Jawa verteld. Beide merken waren vele jaren vertegenwoordigd in het wereldkampioenschap wegrace, maar nooit slaagde een coureur er aan boord van één van deze Oost-Europese machines in een wereldtitel te pakken; zowel MZ als Jawa zouden nooit verder komen dan een vice-wereldtitel. Desondanks hebben deze twee merken wel hun stempel weten te drukken op de GP-geschiedenis dankzij een behoorlijk aantal overwinningen en een nog grotere hoeveelheid podiumplekken (tweede en derde plaatsen), waarbij niet vergeten mag worden dat altijd terdege rekening moest worden gehouden met de diverse MZ- en Jawa-coureurs op het moment dat zij aan het vertrek stonden.

Bron foto: http://www.motoride.sk/